
Voor professionele teksten en adviezen
Paardensport: interview Joop Atsma
29-10-2012 15:15
JOOP ATSMA, TWEEDE-KAMERLID VOOR HET CDA:
,,Paardensector is te bescheiden richting politiek’’
Joop Atsma, Tweede-Kamerlid voor het CDA, is begaan met het wel en wee van de sport in de breedste zin van het woord. Ook het agrarisch en economisch beleid kent voor de boerenzoon uit Surhuisterveen weinig geheimen. De 46-jarige Friese politicus draagt de paardensector al sinds jaar en dag een warm hart toe. Voor sporters, fokkers en alle aanverwanten heeft Atsma een welgemeend advies: ,,Stel u niet te bescheiden op, vorm één stem richting de politiek. Want de paardensector is als groeidiamantje meer aandacht waard.’’
Ons gesprek heeft plaats in het Tweede-Kamergebouw, tussen enkele vergaderingen voor het landsbelang door. De bevlogen christen-democraat voelt zich thuis op het Haagse pluche. ,,Helaas bestaat hier over het algemeen weinig affiniteit met de paardensector. Men kent de vaandeldragers bij naam, Anky van Grunsven en Jeroen Dubbeldam. En ja, als er een toost wordt uitgebracht op een Olympische medaille of er een paard wordt geaaid, dan staan mijn collega-politici vooraan. Maar anders hoor en zie je ze niet, daar heb ik mij altijd enorm aan gestoord.’’
Komt de politiek niet naar de sport, dan moet de sport maar naar de politiek toe, zo bepleit Atsma. ,,De paardenhouderij is te bescheiden’’, stelt hij vast. ,,Zeg wie je bent, waar je voor staat, wat de sector betekent, wat je wilt. Maak gebruik, let wel gébruik, géén misbruik, van de successen van Sydney, want die waren eenmalig, komen nooit weer.’’
,,Gelukkig zijn er positieve signalen. Hoe wrang het ook klinkt, de mkz-crisis heeft, hoe naar die ook was, ook tot bepaalde verbeteringen geleid. Voor die tijd stonden alle partijen op zichzelf, werd er te weinig samen gedaan en gedacht. De KNHS geeft het goede voorbeeld. Ik heb veel respect voor de mensen die die moeilijke weg hebben afgelegd. Als je niet één blok vormt, bereik je niets. Als ik nu met de paardensector wil praten, weet ik tot wie ik mij moet wenden.’’
Waarbij de keuze voor het ministerie, dat het meest geschikt wordt geacht om de belangen voor de paardensector te behartigen, volgens Atsma van essentiële betekenis is. ,,De paardenhouderij hinkt niet op twee, maar zelfs op drie gedachten. De één zegt, we zijn een economische activiteit, we horen bij EZ te zitten. De ander vindt zichzelf vooral sportgeoriënteerd, dus die neigt naar VWS.’’
,,Als je het aan mij vraagt: streef liever naar een apart paardenloket bij LNV. Daar ligt je primaire bestaansrecht, daar komen alle ingrediënten samen. Of het gaat om dierenwelzijn, om voer, om agrarisch onderwijs, of om transportregels en –voorwaarden. Landbouw kan als scharnierministerie dienen.’’
Eén centrale spreekbuis vanuit de paardensector, voor meer helderheid richting de onwetende politiek, is daarbij een eerste vereiste. ,,De paardenhouderij moet proberen een eigen stem te krijgen binnen een organisatie als LTO Nederland. Die mensen zijn actief, die kennen de wegen, die hebben er als open organisatie belang bij die verbredingsslag richting de lokale, provinciale én landelijke politiek te maken. Dan bewijs je zowel jezelf als anderen een dienst. Mensen als Joep Bartels onderkennen het belang van gebundelde krachten, dat is hartstikke goed.’’
Vragen aan de dames en heren volksvertegenwoordigers in Den Haag worden nu beantwoord, meer kennis betekent automatisch meer macht. ,,Twee jaar geleden kon de paardensector amper het eigen maatschappelijke belang duiden. Hoeveel mensen werken erin, hoeveel bedrijven hebben we, wat is de omzet, wat genereert het voor de economie? Niemand die het wist. Als je alles meerekent, van de hoefsmid tot de stallen, van de draf- en rensport tot de export, kom je aan 12.000 arbeidsplaatsen, met een jaarlijkse omzet van 1,2 tot 1,3 miljard euro, dat zijn substantiële aantallen.’’
Bovendien zijn de groeimogelijkheden voor de paardensport volop aanwezig, zo weet Atsma. ,,Varkensboeren moeten stoppen, er komen in het buitengebied geen honderden, maar misschien wel duizenden locaties vrij. In de afgelopen vijftien jaar is al veel bereikt. Dank zij Anky van Grunsven en Jeroen Dubbeldam heeft de paardensport veel aandacht gekregen. Gebruik deze periode om te oogsten. Er ligt een geweldig potentieel.’’
Ho even, want heeft de paardensector de politiek dus wel nodig? Menigeen vindt toch van niet. ,,We kunnen onze eigen broek wel ophouden, hebben geen subsidies nodig, wij redden ons wel. Inderdaad, zo denken velen’’, aldus Atsma. ,,Maar oh wee als er problemen zouden ontstaan. Dan zal er een enorme inhaalslag moeten plaats vinden en ik vraag me echt af of de sector daarvoor wel klaar is.’’
Sars, mond- en klauwzeer, varkens- en vogelpest, gekke-koeienziekte. Mens en dier hebben in de wereld in het algemeen en in Nederland in het bijzonder hun tegenslagen gekend, er vielen vele slachtoffers. Het paard bleef vooralsnog buiten schot. ,,Gelukkig maar en we hopen met z’n allen dat het zo blijft. Niemand durft het uit te spreken, maar ook de paardensector herbergt een potentieel risico. Er zijn veel gemengde bedrijven, waar paarden op stal staan. Paardenwagens zie je overal rijden, die komen overal vandaan en gaan overal naartoe. Wie garandeert mij dat daarmee geen vogelpestvirus kan worden overgebracht? Laten we dat probleem met z’n allen alstublieft niet onderschatten.’’
De paardensector kan maar beter voorbereid zijn. En juist daar zit ‘m juist de kneep. Joop Atsma schuift naar het puntje van zijn stoel: ,,Niemand weet hoeveel paarden er in Nederland zijn, dat vind ik dus onbestaanbaar. Er zijn ruwe schattingen, 250.000 of 350.000? Is de sector er klaar voor als zich onverhoopt een horrorscenario aandient? Natuurlijk, je kunt er lacherig over doen, maar in ons land kan elk kalfje, elk varken, elk schaap worden getraceerd. En dat is wel zo handig.’’
Atsma is dan ook een fervent voorstander van het brandmerken, volgens de Nederlandse wetgeving ,out of the question’. De Fries: ,,De kamer heeft dat voorstel in september 2001 aangenomen, omdat men er het fijne niet van wist. Als de sector een stem had laten horen, was dit nooit gebeurd. De politiek is ook niet alert genoeg geweest, toegegeven, maar we krijgen hier in Den Haag tig van dit soort dingen. Vanuit de sector had iemand op de alarmknop moeten drukken. En zoiets terugdraaien, tja, maar dat kost veel tijd, hoor.’’
Atsma is Fries én Nederlander in één. Maar hij sluit zijn ogen niet voor de eigen landsaard. ,,Op diverse punten is Nederland roomser dan de paus. We moeten onszelf niet uit de markt prijzen, er wordt elk jaar voor 87 miljoen euro aan paarden geëxporteerd. Meteen over de grens naar bijvoorbeeld Duitsland worden ze gebrandmerkt, ze gaan als buitenlands paard naar Amerika. We worden uitgelachen door de ons omringende landen. Alleen als we ons consequent opstellen, met één gezamenlijk doel, dan staan we sterk.’’
—————